G4334 προσέρχομαι
dichterbij komen, naderen

Bijbelteksten

Mattheus 4:3En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.
Mattheus 4:11Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem.
Mattheus 5:1En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.
Mattheus 8:5Als nu Jezus te Kapernaum ingegaan was, kwam tot Hem een hoofdman over honderd, biddende Hem,
Mattheus 8:19En er kwam een zeker Schriftgeleerde tot Hem, en zeide tot Hem: Meester! ik zal U volgen, waar Gij ook henengaat.
Mattheus 8:25En Zijn discipelen, bij [Hem] komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan!
Mattheus 9:14Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en Uw discipelen vasten niet?
Mattheus 9:20(En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;
Mattheus 9:28En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!
Mattheus 13:10En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?
Mattheus 13:27En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid?
Mattheus 13:36Toen nu Jezus de scharen [van Zich] gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.
Mattheus 14:12En zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus.
Mattheus 14:15En als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijs kopen.
Mattheus 15:1Toen kwamen tot Jezus [enige] Schriftgeleerden en Farizeen, die van Jeruzalem [waren], zeggende:
Mattheus 15:12Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?
Mattheus 15:23Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.
Mattheus 15:30En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende bij zich kreupelen, blinden, stommen, lammen, en vele anderen, en wierpen ze voor de voeten van Jezus; en Hij genas dezelve.
Mattheus 16:1En de Farizeen en Sadduceen tot Hem gekomen zijnde, en [Hem] verzoekende, begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit den hemel zou tonen.
Mattheus 17:7En Jezus, bij hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op en vreest niet.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken