G5043 τέκνον
nakomelingen, kinderen, kind

Bijbelteksten

Efeziers 6:4En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren.
Filippenzen 2:15Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld;
Filippenzen 2:22En gij weet zijn beproeving, dat hij, als een kind [zijn] vader, met mij gediend heeft in het Evangelie.
Colossenzen 3:20Gij kinderen, zijt [uw] ouderen gehoorzaam in alles, want dat is de Heere welbehagelijk.
Colossenzen 3:21Gij vaders, tergt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.
1 Thessalonicensen 2:7Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert;
1 Thessalonicensen 2:11Gelijk gij weet, hoe wij een iegelijk van u, als een vader zijn kinderen, vermaanden en vertroostten,
1 Timotheus 1:2Aan Timotheus, [mijn] oprechten zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
1 Timotheus 1:18Dit gebod beveel ik u, [mijn] zoon Timotheus, dat gij naar de profetieen, die van u voorgegaan zijn, in dezelve den goeden strijd strijdt;
1 Timotheus 3:4Die zijn eigen huis wel regeert, [zijn] kinderen in onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid;
1 Timotheus 3:12Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren.
1 Timotheus 5:4Maar zo enige weduwe kinderen heeft, of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid oefenen, en den voorouderen wedervergelding te doen; want dat is goed en aangenaam voor God.
2 Timotheus 1:2Aan Timotheus, [mijn] geliefden zoon: genade, barmhartigheid, vrede zij [u] van God den Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
2 Timotheus 2:1Gij dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade, die in Christus Jezus is;
Titus 1:4Genade, barmhartigheid, vrede zij [u] van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.
Titus 1:6Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn.
Filemon 1:10Ik bid u [dan] voor mijn zoon, denwelken ik in mijn banden heb geteeld, [namelijk] Onesimus;
1 Petrus 1:14Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren;
1 Petrus 3:6Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij geworden zijt, als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking.
2 Petrus 2:14Hebbende de ogen vol overspel, en die niet ophouden van zondigen; verlokkende de onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs