Mattheus 27:6 | En de overpriesters, de zilveren [penningen] nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is. |
Mattheus 27:9 | Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren [penningen] genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben; |
Johannes 4:44 | Want Jezus heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft. |
Handelingen 4:34 | Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte [goederen], en legden [dien] aan de voeten der apostelen. |
Handelingen 5:2 | En onttrok van den prijs, ook met medeweten zijner vrouw; en bracht een zeker deel, en legde [dat] aan de voeten der apostelen. |
Handelingen 5:3 | En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands? |
Handelingen 7:16 | En zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf, hetwelk Abraham gekocht had voor een som gelds, van de zonen van Emmor, [den vader] van Sichem. |
Handelingen 19:19 | Velen ook dergenen, die ijdele [kunsten] gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijftig duizend zilveren [penningen]. |
Handelingen 28:10 | Die ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden zij [ons] hetgeen van node was. |
Romeinen 2:7 | Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven; |
Romeinen 2:10 | Maar heerlijkheid, en eer, en vrede een iegelijk, die het goede werkt, eerst den Jood, en [ook] den Griek. |
Romeinen 9:21 | Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere? |
Romeinen 12:10 | Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. |
Romeinen 13:7 | Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting, dien gij de schatting, tol, dien gij den tol, vreze, dien gij de vreze, eer, die gij de eer [schuldig zijt]. |
1 Corinthiers 6:20 | Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn. |
1 Corinthiers 7:23 | Gij zijt duur gekocht, wordt geen dienstknechten der mensen. |
1 Corinthiers 12:23 | En die ons dunken de minst eerlijke [leden] des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke [leden] hebben overvloediger versiering. |
1 Corinthiers 12:24 | Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam [alzo] samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek [aan dezelve] heeft; |
Colossenzen 2:23 | Dewelke wel hebben een [schijn]rede van wijsheid in eigenwilligen [gods]dienst en nederigheid, en in het lichaam niet te sparen, [doch] zijn niet in enige waarde, [maar] tot verzadiging van het vlees. |
1 Thessalonicensen 4:4 | Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; |