Mattheus 5:23 | Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; |
Mattheus 8:28 | En als Hij over aan de andere zijde was gekomen in het land der Gergesenen, zijn Hem twee, van den duivel bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzo dat niemand door dien weg kon voorbij gaan. |
Mattheus 9:3 | En ziet, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert [God]. |
Mattheus 11:27 | Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren. |
Mattheus 12:19 | Hij zal niet twisten, noch roepen, noch zal er iemand Zijn stem op de straten horen. |
Mattheus 12:29 | Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven. |
Mattheus 12:38 | Toen antwoordden sommigen der Schriftgeleerden en Farizeen, zeggende: Meester, wij wilden van U [wel] een teken zien. |
Mattheus 12:47 | En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan [daar] buiten, zoekende U te spreken. |
Mattheus 16:24 | Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. |
Mattheus 16:28 | Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk. |
Mattheus 18:12 | Wat dunkt u, indien enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen heengaande, het afgedwaalde zoeken? |
Mattheus 18:28 | Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep [hem] bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. |
Mattheus 20:20 | Toen kwam de moeder der zonen van Zebedeus tot Hem, met haar zonen, [Hem] aanbiddende, en begerende wat van Hem. |
Mattheus 21:3 | En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. |
Mattheus 21:33 | Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten ['s lands]. |
Mattheus 22:24 | Zeggende: Meester! Mozes heeft gezegd: Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn broeder deszelfs vrouw trouwen, en zijn broeder zaad verwekken. |
Mattheus 22:46 | En niemand kon Hem een woord antwoorden, noch iemand durfde Hem van dien dag aan [iets] meer vragen. |
Mattheus 24:4 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide. |
Mattheus 24:23 | Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. |
Mattheus 27:47 | En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias. |