G5100 τὶς
enige, enige tijd, een poosje, zeker iemand, een zekere
Lukas 22:35 | En Hij zeide tot hen: Als Ik u uitzond, zonder buidel, en male, en schoenen, heeft u ook iets ontbroken? En zij zeiden: Niets. |
Lukas 22:50 | En een uit hen sloeg den dienstknecht des hogepriesters, en hieuw [hem] zijn rechteroor af. |
Lukas 22:56 | En een zekere dienstmaagd, ziende hem bij het vuur zitten, en haar ogen op hem houdende, zeide: Ook deze was met Hem. |
Lukas 22:59 | En als het omtrent een uur geleden was, bevestigde [dat] een ander, zeggende: In der waarheid, ook deze was met Hem; want hij is ook een Galileer. |
Lukas 23:8 | En als Herodes Jezus zag, werd hij zeer verblijd; want hij was van over lang begerig geweest Hem te zien, omdat hij veel van Hem hoorde; en hoopte enig teken te zien, dat van Hem gedaan zou worden. |
Lukas 23:19 | Dewelke was om zeker oproer, dat in de stad geschied was, en [om] een doodslag, in de gevangenis geworpen. |
Lukas 23:26 | En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg. |
Lukas 24:1 | En op den eersten [dag] der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar. |
Lukas 24:22 | Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn; |
Lukas 24:24 | En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet. |
Lukas 24:41 | En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets om te eten? |
Johannes 2:5 | Zijn moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet [dat]. |
Johannes 2:25 | En omdat Hij niet van node had, dat iemand getuigen zou van den mens; want Hij Zelf wist, wat in den mens was. |
Johannes 3:3 | Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. |
Johannes 3:5 | Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. |
Johannes 4:33 | Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? |
Johannes 4:46 | Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk [hoveling], wiens zoon krank was, te Kapernaum. |
Johannes 5:5 | En aldaar was een zeker mens, die acht en dertig jaren krank gelegen had. |
Johannes 5:14 | Daarna vond hem Jezus in den tempel, en zeide tot hem: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. |
Johannes 5:19 | Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks. |