Lukas 16:26 | En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die [daar zijn], van daar tot ons overkomen. |
Lukas 17:7 | En wie van u heeft een dienstknecht ploegende, of [de beesten] hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan? |
Lukas 17:21 | En men zal niet zeggen: Ziet hier, of ziet daar, want, ziet, het Koninkrijk Gods is binnen ulieden. |
Lukas 21:14 | Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, [hoe] gij u verantwoorden zult; |
Lukas 21:16 | En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er [sommigen] uit u doden. |
Lukas 21:18 | Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. |
Lukas 21:19 | Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. |
Lukas 21:28 | Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is. |
Lukas 21:34 | En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens [over]kome. |
Lukas 22:10 | En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij in de stad zult gekomen zijn, zo zal u een mens ontmoeten, dragende een kruik waters; volgt hem in het huis, daar hij ingaat. |
Lukas 22:15 | En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde; |
Lukas 22:19 | En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. |
Lukas 22:20 | Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker [is] het nieuwe testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt. |
Lukas 22:27 | Want wie is meerder, die aanzit, of die dient? Is het niet die aanzit? Maar Ik ben in het midden van u, als een die dient. |
Lukas 22:53 | Als Ik dagelijks met u was in den tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken; maar dit is uw ure, en de macht der duisternis. |
Lukas 23:14 | Gij hebt dezen Mens tot mij gebracht, als een, die het volk afkerig maakt; en ziet, ik heb [Hem] in uw tegenwoordigheid ondervraagd, en heb in dezen Mens geen schuld gevonden, van hetgeen daar gij Hem mede beschuldigt; |
Lukas 23:28 | En Jezus, Zich tot haar kerende zeide: Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw kinderen. |
Lukas 24:38 | En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen [zulke] overleggingen in uw harten? |
Johannes 1:26 | Johannes antwoordde hun, zeggende: Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; |
Johannes 4:35 | Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en [dan] komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. |