G5312 ὑψόω
verhogen, oprichten

Bijbelteksten

Mattheus 11:23En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn.
Mattheus 23:12En wie zichzelven verhogen zal, [die] zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, [die] zal verhoogd worden.
Lukas 1:52Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd.
Lukas 10:15En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.
Lukas 14:11Want een iegelijk, die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden; en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden.
Lukas 18:14Ik zeg ulieden: Deze ging af gerechtvaardigd in zijn huis, [meer] dan die; want een ieder, die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden.
Johannes 3:14En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden;
Johannes 8:28Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon des mensen zult verhoogd hebben, dan zult gij verstaan, dat Ik [Die] ben, en [dat] Ik van Mijzelven niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft.
Johannes 12:32En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.
Johannes 12:34De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen?
Handelingen 2:33Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.
Handelingen 5:31Deze heeft God door Zijn rechter[hand] verhoogd [tot] een Vorst en Zaligmaker, om Israel te geven bekering en vergeving der zonden.
Handelingen 13:17De God van dit volk Israel heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, als zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en heeft hen met een hogen arm daaruit geleid.
2 Corinthiers 11:7Heb ik zonde gedaan, als ik mijzelven vernederd heb, opdat gij zoudt verhoogd worden, overmits ik u het Evangelie Gods om niet verkondigd heb?
Jakobus 4:10Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.
1 Petrus 5:6Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken