1 Corinthiers 4:6 | En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander. |
1 Corinthiers 4:18 | Doch sommigen zijn opgeblazen, alsof ik tot ulieden niet komen zou. |
1 Corinthiers 4:19 | Maar ik zal haast tot u komen, zo de Heere wil, en ik zal [dan] verstaan, niet de woorden dergenen, die opgeblazen zijn, maar de kracht. |
1 Corinthiers 5:2 | En zijt gij [nog] opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft? |
1 Corinthiers 8:1 | Aangaande nu de dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht. |
1 Corinthiers 13:4 | De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; |
Colossenzen 2:18 | Dat [dan] niemand u overheerse naar zijn wil in nederigheid en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij niet gezien heeft, tevergeefs opgeblazen zijnde door het verstand zijns vleses; |