Mattheus 25:30 | En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Mattheus 26:18 | En Hij zeide: Gaat heen in de stad tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen. |
Mattheus 26:26 | En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. |
Mattheus 26:27 | En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun [dien], zeggende: Drinkt allen daaruit; |
Mattheus 26:39 | En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij [wilt]. |
Mattheus 26:45 | Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt [nu] voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. |
Mattheus 26:46 | Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt. |
Mattheus 26:47 | En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven, kwam, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, [gezonden] van de overpriesters en ouderlingen des volks. |
Mattheus 26:51 | En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af. |
Mattheus 27:40 | En zeggende: Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. |
Mattheus 27:42 | Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israels is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. |
Mattheus 27:49 | Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen. |
Mattheus 27:51 | En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeen, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden; |
Mattheus 28:2 | En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde de steen af van de deur, en zat op denzelven. |
Mattheus 28:6 | Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. |
Mattheus 28:7 | En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. |
Mattheus 28:9 | En als zij heengingen, om Zijn discipelen te boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet! En zij, tot [Hem] komende, grepen Zijn voeten, en aanbaden Hem. |
Mattheus 28:11 | En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren. |
Mattheus 28:13 | En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. |
Mattheus 28:20 | En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. |