Mattheus 13:33 | Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, [zeggende]: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was. |
Mattheus 13:36 | Toen nu Jezus de scharen [van Zich] gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers. |
Mattheus 13:44 | Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg [dien], en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker. |
Mattheus 13:46 | Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. |
Mattheus 13:47 | Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten [van vissen] samenbrengt; |
Mattheus 13:54 | En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: Van waar [komt] Dezen die wijsheid en die krachten? |
Mattheus 14:12 | En zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. |
Mattheus 14:14 | En Jezus uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. |
Mattheus 14:15 | En als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan; laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijs kopen. |
Mattheus 14:19 | En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen. |
Mattheus 14:26 | En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees. |
Mattheus 14:29 | En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. |
Mattheus 14:32 | En als zij in het schip geklommen waren, stilde de wind. |
Mattheus 14:33 | Die nu in het schip [waren], kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon! |
Mattheus 14:35 | En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren; |
Mattheus 15:12 | Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij [wel], dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest? |
Mattheus 15:21 | En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon. |
Mattheus 15:22 | En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! [Gij] Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. |
Mattheus 15:23 | Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na. |
Mattheus 15:25 | En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! |