G5715

Bijbelteksten

Mattheus 12:7Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.
Mattheus 12:46En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken.
Mattheus 13:2En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever.
Mattheus 24:43Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.
Mattheus 25:26Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
Mattheus 27:15En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden.
Mattheus 27:18Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden.
Markus 1:34En Hij genas er velen, die door verscheidene ziekten kwalijk gesteld waren; en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.
Markus 9:6Want hij wist niet, wat hij zeide; want zij waren zeer bevreesd.
Markus 10:1En van daar opgestaan zijnde, ging Hij naar de landpalen van Judea, door de overzijde van de Jordaan; en de scharen kwamen wederom samen bij Hem, en gelijk Hij gewoon was, leerde Hij hen wederom.
Markus 14:40En wedergekeerd zijnde, vond Hij hen wederom slapende, want hun ogen waren bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden.
Markus 14:44En die Hem verried, had hun een gemeen teken gegeven, zeggende: Dien ik kussen zal, Die is het, grijpt Hem, en leidt Hem zekerlijk henen.
Markus 15:7En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met [andere] medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had.
Markus 15:10(Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.)
Markus 16:9En als [Jezus] opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten [dag] der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had.
Lukas 2:49En Hij zeide tot hen: Wat [is het], dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?
Lukas 4:41En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende en zeggende: Gij zijt de Christus, de Zone Gods! En [hen] bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.
Lukas 6:8Doch Hij kende hun gedachten, en zeide tot den mens, die de dorre hand had: Rijs op, en sta in het midden. En hij opgestaan zijnde, stond [overeind].
Lukas 8:2En sommige vrouwen, die van boze geesten en krankheden genezen waren, [namelijk] Maria, genaamd Magdalena, van welke zeven duivelen uitgegaan waren;
Lukas 8:29Want Hij had den onreinen geest geboden, dat hij van den mens zou uitvaren; want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en hij werd met ketenen en met boeien gebonden, om bewaard te zijn; en hij verbrak de banden, en werd van den duivel gedreven in de woestijnen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken