G5722

Bijbelteksten

Lukas 1:62En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde, dat hij genaamd zou worden.
Handelingen 2:12En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?
Handelingen 17:11En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, [als] die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren.
Handelingen 17:18En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen [zeiden]: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde.
Handelingen 17:20Want gij brengt enige vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil.
Handelingen 24:19Welke behoorden [hier] voor u tegenwoordig te zijn, en [mij] te beschuldigen, indien zij iets hadden tegen mij.
Handelingen 25:16Aan dewelke ik antwoordde, dat de Romeinen de gewoonte niet hebben, enigen mens uit gunst ter dood over te geven, eer de beschuldigde de beschuldigers tegenwoordig heeft, en plaats van verantwoording gekregen heeft over de beschuldiging.
1 Petrus 3:14Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd;
1 Petrus 3:17Want het is beter, dat gij, weldoende, (indien het de wil van God wil) lijdt, dan kwaad doende.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken