Johannes 11:38 | Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd. |
Johannes 11:41 | Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. |
Johannes 12:2 | Zij bereidden Hem dan aldaar een avondmaal, en Martha diende; en Lazarus was een van degenen, die met Hem aanzaten. |
Johannes 12:13 | Namen de takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna! Gezegend [is] Hij, Die komt in den Naam des Heeren, [Hij, Die is] de Koning Israels! |
Johannes 12:15 | Vrees niet, gij dochter Sions, zie, uw Koning komt, zittende op het veulen ener ezelin. |
Johannes 13:23 | En een van Zijn discipelen was aanzittende in den schoot van Jezus, welken Jezus liefhad. |
Johannes 13:28 | En dit verstond niemand dergenen, die aanzaten, waartoe Hij hem [dat] zeide. |
Johannes 16:13 | Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. |
Johannes 18:4 | Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij? |
Johannes 20:5 | En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij [er] niet in. |
Johannes 20:6 | Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen. |
Johannes 20:7 | En den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, [zag hij] niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een [andere] plaats samengerold. |
Johannes 20:12 | En zag twee engelen in witte [klederen] zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. |
Johannes 21:9 | Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en vis daarop liggen, en brood. |
Handelingen 1:3 | Aan welke Hij ook, nadat Hij geleden had, Zichzelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kentekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. |
Handelingen 1:4 | En als Hij met [hen] vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, [zeide Hij], van Mij gehoord hebt. |
Handelingen 1:10 | En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; |
Handelingen 1:11 | Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in den hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. |
Handelingen 2:2 | En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten. |
Handelingen 3:2 | En een zeker man, die kreupel was van zijner moeders lijf, werd gedragen, welken zij dagelijks zetten aan de deur des tempels, genaamd de Schone, om een aalmoes te begeren van degenen, die in den tempel gingen; |