G5748

Bijbelteksten

Mattheus 24:6En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al [die] dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
Mattheus 24:26Zo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, [hij is] in de binnenkameren; gelooft het niet.
Mattheus 24:33Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat [het] nabij is, voor de deur.
Mattheus 24:45Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hunlieder [hun] voedsel te geven ter rechter tijd?
Mattheus 25:24Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heere! ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, [waar] gij niet gestrooid hebt.
Mattheus 26:18En Hij zeide: Gaat heen in de stad tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen.
Mattheus 26:22En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
Mattheus 26:25En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
Mattheus 26:26En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.
Mattheus 26:28Want dat is Mijn bloed, het [bloed] des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden.
Mattheus 26:38Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
Mattheus 26:39En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij [wilt].
Mattheus 26:48En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het, grijpt Hem.
Mattheus 26:50Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus, en grepen Hem.
Mattheus 26:63Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God?
Mattheus 26:66Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.
Mattheus 26:68En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus! wie is het, die U geslagen heeft?
Mattheus 26:73En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.
Mattheus 27:6En de overpriesters, de zilveren [penningen] nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.
Mattheus 27:11En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs