Handelingen 7:26 | En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten; en hij drong ze tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk? |
Handelingen 8:23 | Want ik zie, dat gij zijt in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid. |
Handelingen 9:2 | En begeerde brieven van hem naar Damaskus, aan de synagogen, opdat, zo hij enigen, die van dien weg waren, vond, hij [dezelve], beiden mannen en vrouwen, zou gebonden brengen naar Jeruzalem. |
Handelingen 9:38 | En alzo Lydda nabij Joppe was, de discipelen, horende, dat Petrus aldaar was, zonden twee mannen tot hem, biddende, dat hij niet zou vertoeven tot hen over te komen. |
Handelingen 9:39 | En Petrus stond op, en ging met hen; welken zij, als hij daar gekomen was, in de opperzaal leidden. En al de weduwen stonden bij hem, wenende, en tonende de rokken en klederen, die Dorkas gemaakt had, als zij bij haar was. |
Handelingen 11:1 | De apostelen nu, en de broeders, die in Judea waren, hebben gehoord, dat ook de heidenen het Woord Gods aangenomen hadden. |
Handelingen 13:1 | En er waren te Antiochie, in de Gemeente, die daar was, enige profeten en leraars, namelijk Barnabas, en Simeon, genaamd Niger, en Lucius van Cyrene, en Manahen, die met Herodes den viervorst opgevoed was, en Saulus. |
Handelingen 14:13 | En de priester van Jupiter, die voor hun stad was, als hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen. |
Handelingen 15:32 | Judas nu en Silas, die ook zelven profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en versterkten hen. |
Handelingen 16:3 | Deze wilde Paulus, dat met hem zou reizen; en hij nam en besneed hem, om der Joden wil, die in die plaatsen waren; want zij kenden allen zijn vader, dat hij een Griek was. |
Handelingen 16:11 | Van Troas dan afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en den volgende [dag] naar Neapolis. |
Handelingen 16:21 | En zij verkondigen zeden, die ons niet geoorloofd zijn aan te nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn. |
Handelingen 17:16 | En terwijl Paulus hen te Athene verwachtte, werd zijn geest in hem ontstoken, ziende, dat de stad zo zeer afgodisch was. |
Handelingen 18:24 | En een zeker Jood, met name Apollos, van geboorte een Alexandrier, een welsprekend man, kwam te Efeze, machtig zijnde in de Schriften. |
Handelingen 19:31 | En sommigen ook der oversten van Azie, die hem vrienden waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de schouwplaats niet zou begeven. |
Handelingen 19:35 | En als de [stads]schrijver de schare gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze! wat mens is er toch, die niet weet, dat de stad der Efezeren de kerkbewaarster zij van de grote godin Diana, en van [het beeld], dat uit den hemel gevallen is? |
Handelingen 19:36 | Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk zijn, zo is het behoorlijk dat gij stil zijt, en niets onbedachts doet. |
Handelingen 20:15 | En van daar afgescheept zijnde, kwamen wij den volgenden [dag] tegen Chios over, en des anderen [daags] legden wij aan te Samos, en bleven te Trogyllion, en den [dag] daaraan kwamen wij te Milete. |
Handelingen 20:34 | En gijzelve weet, dat deze handen tot mijn nooddruft, en dergenen, die met mij waren, gediend hebben. |
Handelingen 21:8 | En des anderen [daags], Paulus en wij, die met hem waren, gingen van daar en kwamen te Cesarea; en gegaan zijnde in het huis van Filippus, den evangelist (die [een] was van de zeven), bleven wij bij hem. |