G5769

Bijbelteksten

Lukas 4:21En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld.
Lukas 4:43Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezonden.
Lukas 5:20En Hij ziende hun geloof, zeide tot hem: Mens, uw zonden zijn u vergeven.
Lukas 5:23Wat is lichter te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel?
Lukas 7:16En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht.
Lukas 7:27Deze is het, van welken geschreven is: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg voor U heen bereiden zal.
Lukas 7:47Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn [haar] vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.
Lukas 7:48En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn [u] vergeven.
Lukas 8:10En Hij zeide: U is het gegeven, de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot de anderen [spreek Ik] in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet verstaan.
Lukas 9:7En Herodes, de viervorst, hoorde al de dingen, die van Hem geschiedden; en was twijfelmoedig, omdat van sommigen gezegd werd, dat Johannes van de doden was opgestaan;
Lukas 10:26En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij?
Lukas 11:7En dat die van binnen, antwoordende, zou zeggen: Doe mij geen moeite aan; de deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan, om u te geven.
Lukas 12:7Ja, ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.
Lukas 13:12En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid.
Lukas 16:26En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die [daar zijn], van daar tot ons overkomen.
Lukas 17:2Het zoude hem nuttiger zijn, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou ergeren.
Lukas 19:46Zeggende tot hen: Er is geschreven: Mijn huis is een huis des gebeds; maar gij hebt dat tot een kuil der moordenaren gemaakt.
Lukas 21:5En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
Lukas 24:46En zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage.
Johannes 3:18Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen