H44 אֲבִיעֶזֶר
Abi-ezer, Abi-ezrieten Jud, Abiezrieten, Abiezer
Jozua 17:2 | Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse [een lot], naar hun huisgezinnen; [te weten] de kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen. |
Richteren 6:34 | Toen toog de Geest des HEEREN Gideon aan, en hij blies met de bazuin, en de Abi-ezrieten werden achter hem bijeengeroepen. |
Richteren 8:2 | Hij daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraim beter dan de wijnoogst van Abi-ezer? |
2 Samuel 23:27 | Abi-ezer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet; |
1 Kronieken 7:18 | Belangende nu zijn zuster Molecheth, zij baarde Ishod, en Abiezer, en Mahela. |
1 Kronieken 11:28 | Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet; |
1 Kronieken 27:12 | De negende, in de negende maand, was Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend. |