Genesis 22:14 | En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden! |
Genesis 22:15 | Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel; |
Genesis 22:19 | Toen keerde Abraham weder tot zijn jongeren, en zij maakten zich op, en zij gingen samen naar Ber-seba; en Abraham woonde te Ber-seba. |
Genesis 22:20 | En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie, Milka heeft ook Nahor, uw broeder, zonen gebaard: |
Genesis 22:23 | (En Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham. |
Genesis 23:2 | En Sara stierf te Kiriath Arba, dat is Hebron, in het land Kanaan; en Abraham kwam om Sara te beklagen, en haar te bewenen. |
Genesis 23:3 | Daarna stond Abraham op van het aangezicht zijner dode, en hij sprak tot de zonen Heths, zeggende: |
Genesis 23:5 | En de zonen Heths antwoordden Abraham, zeggende tot hem: |
Genesis 23:7 | Toen stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des lands, voor de zonen Heths; |
Genesis 23:10 | Efron nu zat in het midden van de zonen Heths; en Efron de Hethiet antwoordde Abraham, voor de oren van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende: |
Genesis 23:12 | Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht van het volk des lands; |
Genesis 23:14 | En Efron antwoordde Abraham, zeggende tot hem: |
Genesis 23:16 | En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron het geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen Heths, vierhonderd sikkelen zilvers, onder den koopman gangbaar. |
Genesis 23:18 | Aan Abraham tot een bezitting, voor de ogen van de zonen Heths, bij allen, die tot zijn stadspoort ingingen. |
Genesis 23:19 | En daarna begroef Abraham zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, hetwelk is Hebron, in het land Kanaan. |
Genesis 23:20 | Alzo werd die akker, en de spelonk die daarin was, aan Abraham gevestigd tot een erfbegrafenis van de zonen Heths. |
Genesis 24:1 | Abraham nu was oud, [en] wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. |
Genesis 24:2 | Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, |
Genesis 24:6 | En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt! |
Genesis 24:9 | Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. |