H120 אָדָם
mens, menselijk wezen, lieden, mensheid, man, mannen, Mensenkind
Psalm 8:5 | Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt? |
Psalm 11:4 | De HEERE is in het paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn ogen aanschouwen, Zijn oogleden proeven de mensenkinderen. |
Psalm 12:2 | Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen. |
Psalm 12:9 | De goddelozen draven rondom, wanneer de snoodsten van des mensenkinderen verhoogd worden. |
Psalm 14:2 | De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. |
Psalm 17:4 | Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers; |
Psalm 21:11 | Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen. |
Psalm 22:7 | Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk. |
Psalm 31:20 | O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; [dat] Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! |
Psalm 32:2 | Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. |
Psalm 33:13 | De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. |
Psalm 36:7 | Uw gerechtigheid is als de bergen Gods; Uw oordelen zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten. |
Psalm 36:8 | Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. |
Psalm 39:6 | Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, [hoe] vast hij staat, enkel ijdelheid. Sela. |
Psalm 39:12 | Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela. |
Psalm 45:3 | Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. |
Psalm 49:3 | Zowel slechten als aanzienlijken, te zamen rijk en arm! |
Psalm 49:13 | De mens nochtans, [die] in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, [die] vergaan. |
Psalm 49:21 | De mens, [die] in waarde is, en geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten, [die] vergaan. |
Psalm 53:3 | God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. |