H188 אוֹי
ach , och , wee

Bijbelteksten

Numeri 21:29Wee u, Moab! Gij, volk Kamoz zijt verloren! Hij heeft zijn zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis geleverd aan Sihon, den koning der Amorieten.
Numeri 24:23Voorts hief hij zijn spreuk op, en zeide: Och, wie zal leven, als God dit doen zal!
1 Samuel 4:7Daarom vreesden de Filistijnen, want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En zij zeiden: Wee ons, want dergelijke is gisteren [en] eergisteren niet geschied!
1 Samuel 4:8Wee ons, wie zal ons redden uit de hand van deze heerlijke goden? Dit zijn dezelfde goden, die de Egyptenaars met alle plagen geplaagd hebben, bij de woestijn.
Spreuken 23:29Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen?
Jesaja 3:9Het gelaat huns aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij uit, gelijk Sodom; zij verbergen ze niet. Wee hunlieder ziel; want zij doen zichzelven kwaad.
Jesaja 3:11Wee den goddeloze, het zal [hem] kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden.
Jesaja 6:5Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.
Jesaja 24:16Van het uiterste einde der aarde horen wij psalmen, [tot] verheerlijking des Rechtvaardigen. Doch [nu] zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk.
Jeremia 4:13Ziet, hij komt op als wolken, en zijn wagenen zijn als een wervelwind, zijn paarden zijn sneller dan arenden; wee ons, want wij zijn verwoest!
Jeremia 4:31Want ik hoor een stem als van een [vrouw], die in arbeid is, een benauwdheid als van een, die in des eersten kinds nood is, de stem van de dochter Sions; zij hijgt, zij breidt haar handen uit, [zeggende:] O, wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de doodslagers!
Jeremia 6:4Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat ons optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen neigen zich.
Jeremia 10:19O, wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid, die ik wel dragen zal!
Jeremia 13:27Uw overspelen en uw hunkeringen, de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in het veld; Ik heb uw verfoeiselen gezien; wee u, Jeruzalem! zult gij niet rein worden? Hoe lang nog na dezen?
Jeremia 15:10Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt, een man van twist, en een man van krakeel den gansen lande! Ik heb [hun] niet op woeker gegeven, ook hebben zij mij niet op woeker gegeven, [nog] vloekt mij een ieder van hen.
Jeremia 45:3Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust!
Jeremia 48:46Wee u, Moab! het volk van Kamos is verloren; want uw zonen zijn weggenomen in gevangenis; ook zijn uw dochters in gevangenis.
Klaagliederen 5:16De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij [zo] gezondigd hebben!
Ezechiel 16:23Het is ook geschied na al uw boosheid, (wee, wee u, spreekt de Heere HEERE),
Ezechiel 24:6Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Wee der bloedstad, den pot, welks schuim in hem is, en van welken zijn schuim in hem is, en van welken zijn schuim niet is uitgegaan! trek stuk bij stuk daaruit, en laat het lot over hem niet vallen.

Mede mogelijk dankzij