H205 אָוֶן
heilloos, onheil, ondeugd, ongerechtigheid, onrecht, ongerechtig, ijdelheid, boosheid
Psalm 101:8 | Allen morgen zal ik alle goddelozen des lands verdelgen, om uit de stad des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid uit te roeien. |
Psalm 119:133 | Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen. |
Psalm 125:5 | Maar die zich neigen [tot] hun kromme wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israel zijn! |
Psalm 141:4 | Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen. |
Psalm 141:9 | Bewaar mij voor het geweld des striks, [dien] zij mij gelegd hebben, en [voor] de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid. |
Spreuken 6:12 | Een Belialsmens, een ondeugdzaam man gaat met verkeerdheid des monds om; |
Spreuken 6:18 | Een hart, dat ondeugdzame gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te lopen; |
Spreuken 10:29 | De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring. |
Spreuken 11:7 | Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. |
Spreuken 12:21 | Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden. |
Spreuken 17:4 | De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong. |
Spreuken 19:28 | Een Belialsgetuige bespot het recht; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in. |
Spreuken 21:15 | Het is den rechtvaardige een blijdschap recht te doen; maar voor de werkers der ongerechtigheid is het verschrikking. |
Spreuken 30:20 | Alzo is de weg ener overspelige vrouw; zij eet en wist haar mond, en zegt: Ik heb geen ongerechtigheid gewrocht! |
Jesaja 1:13 | Brengt niet meer vergeefs offer, het reukwerk is Mij een gruwel; de nieuwe maanden, en sabbatten, [en] het bijeenroepen der vergaderingen vermag Ik niet, het is ongerechtigheid, zelfs de verbodsdagen. |
Jesaja 10:1 | Wee dengenen, die ongerechte inzettingen inzetten, en den schrijvers, die moeite voorschrijven; |
Jesaja 29:20 | Wanneer de tiran een einde zal hebben, en dat het met den bespotter uit zal zijn, en dat allen, die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn; |
Jesaja 31:2 | Nochtans is Hij ook wijs, en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijn woorden niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, en tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken. |
Jesaja 32:6 | Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken. |
Jesaja 41:29 | Ziet, zij zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind, en een ijdel ding. |