H227 אָז
toen, dan, sindsdien

Bijbelteksten

1 Kronieken 11:16En David was toen in de vesting en de bezetting der Filistijnen was toen te Bethlehem.
1 Kronieken 14:15En het zal geschieden, als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen, kom dan uit ten strijde; want God zal voor uw aangezicht uitgegaan zijn, om het leger der Filistijnen te slaan.
1 Kronieken 15:2Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
1 Kronieken 16:7Te dienzelven dage gaf David ten eerste [dezen psalm], om den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen.
1 Kronieken 16:33Dan zullen de bomen des wouds juichen voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde te richten.
1 Kronieken 20:4En het geschiedde daarna, als de krijg met de Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa was; en zij werden ten ondergebracht.
1 Kronieken 22:13Dan zult gij voorspoedig zijn, als gij waarnemen zult te doen de inzettingen en de rechten, die de HEERE aan Mozes geboden heeft over Israel. Wees sterk en heb goeden moed, vrees niet, en wees niet verslagen!
2 Kronieken 5:2Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion.
2 Kronieken 6:1Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou wonen.
2 Kronieken 8:12Toen offerde Salomo den HEERE brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk hij voor het voorhuis gebouwd had;
2 Kronieken 8:17Toen toog Salomo naar Ezeon-geber, en naar Eloth, aan den oever der zee, in het land van Edom.
2 Kronieken 21:10Evenwel vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, tot op dezen dag; toen ter zelfder tijd viel Libna af, van onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner vaderen, verlaten.
2 Kronieken 24:17Maar na den dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich neder voor den koning; toen hoorde de koning naar hen.
Job 3:13Want nu zou ik nederliggen, en stil zijn; ik zou slapen, dan zou voor mij rust wezen;
Job 9:31Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen.
Job 11:15Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen.
Job 13:20Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.
Job 22:26Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen.
Job 28:27Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze.
Job 33:16Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech