H247 אָזַר
omheen hangen, gorden, aangorden, omgorden, gebonden
1 Samuel 2:4 | De boog der sterken is gebroken; en die struikelden, zijn met sterkte omgord. |
2 Samuel 22:40 | Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden. |
2 Koningen 1:8 | En zij zeiden tot hem: Hij was een man met een harig [kleed], en met een lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij: Het is Elia, de Thisbiet. |
Job 30:18 | Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks. |
Job 38:3 | Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij. |
Job 40:2 | Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij. |
Psalm 18:33 | Het is God, Die mij met kracht omgordt; en Hij heeft mijn weg volkomen gemaakt. |
Psalm 18:40 | Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden. |
Psalm 30:12 | Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord; |
Psalm 65:7 | Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met macht. |
Psalm 93:1 | De HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. |
Jesaja 8:9 | Vergezelt u te zamen, gij volken! doch wordt verbroken; en neemt ter ore, allen gij, die in verre landen zijt, omgordt u, doch wordt verbroken; omgordt u, doch wordt verbroken! |
Jesaja 45:5 | Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent. |
Jesaja 50:11 | Ziet, gij allen, die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt! wandelt in de vlam van uw vuur, en in de spranken, [die] gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen. |
Jeremia 1:17 | Gij dan, gord uw lendenen, en maakt u op, en spreek tot hen alles, wat Ik u gebieden zal; wees niet verslagen voor hun aangezicht, opdat Ik u voor hun aangezicht niet versla. |