1 Samuel 14:50 | En de naam van Sauls huisvrouw was Ahinoam, een dochter van Ahimaaz; en de naam van zijn krijgsoverste was Abner, een zoon van Ner, Sauls oom. |
2 Samuel 15:27 | Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij [niet] een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u. |
2 Samuel 15:36 | Ziet, hun beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars [zoon]; zo zult gijlieden door hun hand tot mij zenden alle ding, dat gij zult horen. |
2 Samuel 17:17 | Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen. |
2 Samuel 17:20 | Toen nu Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen: Zij zijn over dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden zij weder naar Jeruzalem. |
2 Samuel 18:19 | Toen zeide Ahimaaz, Zadoks zoon: Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden. |
2 Samuel 18:22 | Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap hebt? |
2 Samuel 18:23 | Wat het ook zij, [zeide hij], laat mij heenlopen; zo zeide hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij. |
2 Samuel 18:27 | Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen. |
2 Samuel 18:28 | Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning: Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven. |
2 Samuel 18:29 | Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, den knecht des konings, en [mij] uw knecht afzond, maar ik weet niet wat. |
1 Koningen 4:15 | Ahimaaz was in Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter, Basmath, ter vrouwe. |
1 Kronieken 6:8 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz; |
1 Kronieken 6:9 | En Ahimaaz gewon Azarja, en Azarja gewon Johanan; |
1 Kronieken 6:53 | Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. |