H367 אֵימָה
verschrikking, vervaarnis, vrees, angstwekkend, ontzetting, schrik, schrikkelijke (afgoden)

Bijbelteksten

Genesis 15:12En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, [en] grote duisternis viel op hem.
Exodus 15:16Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een steen, totdat Uw volk, HEERE! henen doorkome; totdat dit volk henen doorkome, dat Gij verworven hebt.
Exodus 23:27Ik zal Mijn schrik voor uw aangezicht zenden, en al het volk, tot hetwelk gij komt, versaagd maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren.
Deuteronomium 32:25Van buiten zal het zwaard beroven, en uit de binnenkameren de verschrikking; ook den jongeling, ook de jonge dochter, het zuigende kind met den grijzen man.
Jozua 2:9En zij sprak tot die mannen: Ik weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat ulieder verschrikking op ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten zijn.
Ezra 3:3En zij vestigden het altaar op zijn stelling, maar met verschrikking, [die] over hen was, vanwege de volken der landen; en zij offerden daarop brandofferen den HEERE, brandofferen des morgens en des avonds.
Job 9:34Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe, en dat Zijn verschrikking mij niet verbaasd make;
Job 13:21Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet verbaasd.
Job 20:25Men zal [het] zwaard uittrekken, het zal uit het lijf uitgaan, en glinsterende uit zijn gal voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn.
Job 33:7Zie, mijn verschrikking zal u niet beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn.
Job 39:23Zult gij het beroeren als een sprinkhaan? De pracht van zijn gesnuif is een verschrikking.
Job 41:5Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking.
Psalm 55:5Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.
Psalm 88:16Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig.
Spreuken 20:2De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.
Jesaja 33:18Uw hart zal de verschrikking overdenken, [zeggende:] Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt?
Jeremia 50:38Droogte zal zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen; want het is een land van gesneden beelden, en zij razen naar de schrikkelijke [afgoden].

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel