H403 אָכֵן
nochtans, zekerlijk, waarlijk, maar, evenwel, voorzeker, dan nog, voorwaar, gewisselijk
Genesis 28:16 | Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! |
Exodus 2:14 | Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij [dit], om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden! |
1 Samuel 15:32 | Toen zeide Samuel: Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij. Agag nu ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken! |
1 Koningen 11:2 | Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. |
Job 32:8 | Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig. |
Psalm 31:23 | Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep. |
Psalm 66:19 | Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds. |
Psalm 82:7 | Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. |
Jesaja 40:7 | Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. |
Jesaja 45:15 | Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland. |
Jesaja 49:4 | Doch Ik zeide: Ik heb te vergeefs gearbeid, Ik heb Mijn kracht onnuttelijk en ijdellijk toegebracht; gewisselijk, Mijn recht is bij den HEERE, en Mijn werkloon is bij Mijn God. |
Jesaja 53:4 | Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. |
Jeremia 3:20 | Waarlijk, [gelijk] een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE. |
Jeremia 3:23 | Waarlijk, tevergeefs [verwacht men het] van de heuvelen [en] de menigte der bergen; waarlijk, in den HEERE, onzen God, is Israels heil! |
Jeremia 4:10 | Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! waarlijk, Gij hebt dit volk en Jeruzalem grotelijks bedrogen, zeggende: Gijlieden zult vrede hebben; daar het zwaard tot aan de ziel raakt. |
Jeremia 8:8 | Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs en de wet des HEEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs werkt de valse pen der schriftgeleerden. |
Sefanja 3:7 | Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. |