H422 אָלָה
een eed vergen, zweren, een vervloeking uitspreken, eden, een eed des vloeks opleggen, vloeken, bezw
Richteren 17:2 | Die zeide tot zijn moeder: De duizend en honderd zilverlingen, die u ontnomen zijn, om dewelke gij gevloekt hebt, en ook voor mijn oren gesproken hebt, zie, dat geld is bij mij, ik heb dat genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon den HEERE! |
1 Samuel 14:24 | En de mannen van Israël werden mat te dien dage; want Saul had het volk bezworen, zeggende: Vervloekt zij de man, die spijze eet tot aan den avond, opdat ik mij aan mijn vijanden wreke! Daarom proefde dat ganse volk geen spijs. |
1 Koningen 8:31 | Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; |
2 Kronieken 6:22 | Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en die hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken, en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; |
Hosea 4:2 | [Maar] vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden. |
Hosea 10:4 | Zij hebben woorden gesproken, valselijk zwerende [in het] verbond maken; daarom zal het oordeel als een vergiftig kruid groenen, op de voren der velden. |