Numeri 1:9 | Van Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. |
Numeri 2:7 | [Daartoe] de stam van Zebulon; en Eliab, de zoon van Helon, zal de overste der zonen van Zebulon zijn. |
Numeri 7:24 | Op den derden dag [offerde] de overste der zonen van Zebulon, Eliab, de zoon van Helon. |
Numeri 7:29 | En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Eliab, den zoon van Helon. |
Numeri 10:16 | En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon van Helon. |
Numeri 16:1 | Korach nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan als Abiram, zonen van Eliab, en On, den zoon van Peleth, zonen van Ruben. |
Numeri 16:12 | En Mozes schikte heen, om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen; maar zij zeiden: Wij zullen niet opkomen! |
Numeri 26:8 | En de zonen van Pallu waren Eliab. |
Numeri 26:9 | En de zonen van Eliab waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen den HEERE maakten. |
Deuteronomium 11:6 | Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel. |
1 Samuel 16:6 | En het geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht: Zekerlijk, is [deze] voor den HEERE, Zijn gezalfde. |
1 Samuel 17:13 | En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede Abinadab, en de derde Samma. |
1 Samuel 17:28 | Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt. |
1 Kronieken 2:13 | En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde, |
1 Kronieken 6:27 | Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana. |
1 Kronieken 12:9 | Ezer was het hoofd; Obadja de tweede; Eliab de derde; |
1 Kronieken 15:18 | En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, de poortiers. |
1 Kronieken 15:20 | En Zecharja, en Aziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, en Eliab, en Maaseja, en Benaja, met luiten op Alamoth. |
1 Kronieken 16:5 | Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen; |
2 Kronieken 11:18 | En Rehabeam nam zich, benevens Mahalath, de dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe Abihail, de dochter van Eliab, den zoon van Isai, |