H452 אֵלִיָּה
Elia

Bijbelteksten

1 Koningen 17:1En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide tot Achab: [Zo waarachtig als] de HEERE, de God Israels, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord!
1 Koningen 17:13En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna [wat] maken.
1 Koningen 17:15En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis, [vele] dagen.
1 Koningen 17:16Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia.
1 Koningen 17:18En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen, en om mijn zoon te doden?
1 Koningen 17:22En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, dat het weder levend werd.
1 Koningen 17:23En Elia nam het kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft.
1 Koningen 17:24Toen zeide die vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is.
1 Koningen 18:1En het gebeurde [na] vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, in het derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen geven op den aardbodem.
1 Koningen 18:2En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria.
1 Koningen 18:7Als nu Obadja op den weg was, ziet, zo was hem Elia tegemoet; en hem kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt gij mijn heer Elia?
1 Koningen 18:8Hij zeide: Ik ben [het]; ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier].
1 Koningen 18:11En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier].
1 Koningen 18:14En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier], en hij zou mij doodslaan.
1 Koningen 18:15En Elia zeide: [Zo waarachtig als] de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen!
1 Koningen 18:16Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zeide het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet.
1 Koningen 18:17En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerder van Israel?
1 Koningen 18:21Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord.
1 Koningen 18:22Toen zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen.
1 Koningen 18:25En Elia zeide tot de profeten van Baal: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt gij [hem] eerst, want gij zijt velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur daaraan.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen