1 Kronieken 9:12 | En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van Pashur, den zoon van Malchija; en Massi, de zoon van Adiel, den zoon van Jahzera, den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon van Immer. |
1 Kronieken 24:14 | Het vijftiende voor Bilga, het zestiende voor Immer, |
Ezra 2:37 | De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig. |
Ezra 2:59 | Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan [en] Immer; doch zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israel waren. |
Ezra 10:20 | En van de kinderen van Immer: Hanani en Zebadja. |
Nehemia 3:29 | Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort. |
Nehemia 7:40 | De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig; |
Nehemia 7:61 | Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, Cherub, Addon en Immer; maar zij konden hunner vaderen huis, en hun zaad niet tonen, of zij uit Israel waren; |
Nehemia 11:13 | En zijn broederen, hoofden der vaderen, waren tweehonderd twee en veertig. En Amassai, de zoon van Azareel, den zoon van Achzai, den zoon van Mesillemoth, den zoon van Immer; |
Jeremia 20:1 | Als Pashur, de zoon van Immer, de priester (deze nu was bestelde voorganger in het huis des HEEREN), Jeremia hoorde, diezelve woorden profeterende, |