H582 אֱנוֹשׁ
mens(en), mannelijk, lieden, mannelijke nakomeling, man, man(nen)

Bijbelteksten

Job 10:4Hebt Gij vleselijke ogen, ziet Gij, gelijk een mens ziet?
Job 10:5Zijn Uw dagen als de dagen van een mens? Zijn Uw jaren als de dagen eens mans?
Job 14:19De wateren vermalen de stenen, het stof der aarde overstelpt het gewas, dat van zelf daaruit voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen.
Job 15:14Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?
Job 25:4Hoe zou dan een mens rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die van een vrouw geboren is?
Job 25:6Hoeveel te min de mens, [die] een made is, en des mensen kind, [die] een worm is!
Job 28:4Breekt er een beek door, bij dengene, die daar woont, [de wateren] vergeten zijnde van den voet, worden van den mens uitgeput, [en] gaan weg.
Job 28:13De mens weet haar waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden.
Job 32:1Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.
Job 32:8Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.
Job 33:12Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens.
Job 33:16Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding;
Job 33:26Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid wedergeven.
Job 33:27Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat;
Job 34:34De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen:
Job 36:25Alle mensen zien het aan; de mens schouwt [het] van verre.
Job 37:24Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan.
Psalm 8:5Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
Psalm 9:21O HEERE! jaag hun vreze aan; laat de heidenen weten, [dat] zij mensen zijn. Sela.
Psalm 55:14Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken