H582 אֱנוֹשׁ
mens(en), mannelijk, lieden, mannelijke nakomeling, man, man(nen)

Bijbelteksten

Psalm 55:24Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen.
Psalm 56:2Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.
Psalm 59:3Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds.
Psalm 66:12Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
Psalm 73:5Zij zijn niet in de moeite [als andere] mensen, en worden met [andere] mensen niet geplaagd.
Psalm 76:6De stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun slaap gesluimerd; en geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
Psalm 90:3Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!
Psalm 104:15En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt.
Psalm 119:24Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen [en] mijn raadslieden.
Psalm 139:19O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!
Psalm 141:4Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
Spreuken 28:5De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles.
Spreuken 29:10Bloedgierige lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel.
Prediker 9:14Er was een kleine stad, en weinig lieden waren daarin; en een groot koning kwam tegen haar, en hij omsingelde ze, en hij bouwde grote vastigheden tegen haar.
Jesaja 5:22Wee dengenen, die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen!
Jesaja 8:1Verder zeide de HEERE tot mij: Neem u een grote rol, en schrijf daarop met eens mensen griffel: Haastende tot den roof, is hij spoedig tot den buit!
Jesaja 13:7Daarom zullen alle handen slap worden, en aller mensen hart zal versmelten;
Jesaja 24:6Daarom verteert de vloek het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden; daarom zullen de inwoners des lands verbrand worden, en er zullen weinig mensen overblijven.
Jesaja 39:3Toen kwam de profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, en van waar zijn zij tot u gekomen? En Hizkia zeide: Zij zijn uit verren lande tot mij gekomen, uit Babel.
Jesaja 51:7Hoort naar Mij, gijlieden, die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet.

Mede mogelijk dankzij