H591 אֳנִיָּה
schip, scheeps(lieden), schepen, (jacht)schepen
Genesis 49:13 | Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon. |
Deuteronomium 28:68 | En de HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen, door een weg, waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet meer zien; en aldaar zult gij u aan uw vijanden willen verkopen tot dienstknechten en tot dienstmaagden; maar er zal geen koper zijn. |
Richteren 5:17 | Gilead bleef aan gene zijde der Jordaan; en Dan, waarom onthield hij zich in schepen! Aser zat aan de zeehaven, en bleef in zijn gescheurde plaatsen. |
1 Koningen 9:27 | En Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo. |
1 Koningen 22:49 | [En] Josafat maakte schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar zij gingen niet, want de schepen werden gebroken te Ezeon-geber. |
1 Koningen 22:50 | Toen zeide Ahazia, de zoon van Achab, tot Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen varen; maar Josafat wilde niet. |
2 Kronieken 8:18 | En Huram zond hem, door de hand zijner knechten, schepen, mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Salomo's knechten naar Ofir, en zij haalden van daar vierhonderd en vijftig talenten gouds, dewelke zij brachten tot den koning Salomo. |
2 Kronieken 9:21 | Want des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen. |
2 Kronieken 20:36 | En hij vergezelschapte zich met hem, om schepen te maken, om naar Tharsis te gaan; en zij maakten de schepen te Ezeon-geber. |
2 Kronieken 20:37 | Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, profeteerde tegen Josafat, zeggende: Omdat gij u met Ahazia vergezelschapt hebt, heeft de HEERE uw werken verscheurd. Alzo werden de schepen verbroken, dat zij niet konden naar Tharsis gaan. |
Job 9:26 | Zij zijn voorbijgevaren met jachtschepen; gelijk een arend naar het aas toevliegt. |
Psalm 48:8 | Met een oostenwind verbreekt Gij de schepen van Tharsis. |
Psalm 104:26 | Daar wandelen de schepen, [en] de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, [om] daarin te spelen. |
Psalm 107:23 | Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren; |
Spreuken 30:19 | De weg eens arends in den hemel; de weg ener slang op een rotssteen; de weg van een schip in het hart der zee; en de weg eens mans bij een maagd. |
Spreuken 31:14 | [He.] Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen. |
Jesaja 2:16 | En tegen alle schepen van Tarsis, en tegen alle gewenste schilderijen. |
Jesaja 23:1 | De last van Tyrus. Huilt, gij schepen van Tarsis! want zij is verwoest, dat er geen huis meer is, dat niemand er meer ingaat; uit het land Chittim is het aan hen openbaar geworden. |
Jesaja 23:14 | Huilt, gij schepen van Tarsis! want ulieder sterkte is verstoord. |
Jesaja 43:14 | Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeen, in de schepen, op welke zij juichten. |