H639 אַף
neusvleugel, neus, gelaat, toorn, aangezicht, aanschijn, neus(ringen)
Psalm 78:31 | Als Gods toorn tegen hen opging, dat Hij van hun vetsten doodde, en de uitgelezenen van Israel nedervelde. |
Psalm 78:38 | Doch Hij, barmhartig zijnde, verzoende de ongerechtigheid, en verdierf hen niet; maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn ganse grimmigheid niet op. |
Psalm 78:49 | Hij zond onder hen de hittigheid Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, [met] uitzending der boden van veel kwaads. |
Psalm 78:50 | Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over. |
Psalm 85:4 | Gij hebt weggenomen al Uw verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns. |
Psalm 85:6 | Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht? |
Psalm 86:15 | Maar Gij, Heere! zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van goedertierenheid en waarheid. |
Psalm 90:7 | Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. |
Psalm 90:11 | Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? |
Psalm 95:11 | Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan! |
Psalm 103:8 | Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. |
Psalm 106:40 | Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft een gruwel gehad aan Zijn erfdeel. |
Psalm 110:5 | De HEERE is aan Uw rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns. |
Psalm 115:6 | Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet; |
Psalm 124:3 | Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. |
Psalm 138:7 | Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand behoudt mij. |
Psalm 145:8 | [Cheth.] Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. |
Spreuken 11:22 | Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit. |
Spreuken 14:17 | Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. |
Spreuken 14:29 | De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. |