H693 אָרַב
lagen leggen, loeren (op), lagen, achterlage, (in) hinderlaag leggen, lagen, hinderlaag, loeren

Bijbelteksten

Richteren 21:20En zij geboden den kinderen van Benjamin, zeggende: Gaat heen, en loert in de wijngaarden.
1 Samuel 22:8Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand [voor] mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het [voor] mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
1 Samuel 22:13Toen zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen mij verbonden, gij en de zoon van Isai, mits dat gij hem gegeven hebt brood en het zwaard, en God voor hem gevraagd, dat hij zou opstaan tegen mij tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is?
2 Kronieken 20:22Ter tijd nu, als zij aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen.
Ezra 8:31Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen, die [ons] lagen legde op den weg.
Job 31:9Zo mijn hart verlokt is geweest tot een vrouw, of ik aan mijns naasten deur geloerd heb;
Psalm 10:9Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
Psalm 59:4Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE!
Spreuken 1:11Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
Spreuken 1:18En deze loeren op hun [eigen] bloed, en versteken zich tegen hun zielen.
Spreuken 7:12Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende;
Spreuken 12:6De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren; maar de mond der oprechten zal ze redden.
Spreuken 23:28Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen.
Spreuken 24:15Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
Jeremia 51:12Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht, stelt wachters, bereidt de lagen; want gelijk de HEERE heeft voorgenomen, alzo heeft Hij gedaan, wat Hij over de inwoners van Babel gesproken heeft.
Klaagliederen 3:10[Daleth.] Hij is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen.
Klaagliederen 4:19[Koph.] Onze vervolgers zijn sneller geweest dan de arenden des hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk vervolgd, in de woestijn hebben zij ons lagen gelegd.
Hosea 7:6Want zij voeren hun hart aan, als een bakoven, tot hun lagen; hunlieder bakker slaapt den gansen nacht; 's morgens brandt hij als een vlammend vuur.
Micha 7:2De goedertierene is vergaan uit het land, en er is niemand oprecht onder de mensen; zij loeren altemaal op bloed, zij jagen, een iegelijk zijn broeder, [met] een jachtgaren.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs