H730 אֶרֶז
cederen, cederen (bn), ceder, cederhout, cederbomen (met of zonder, cederboom, cederen (zn en bn)
Psalm 80:11 | De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren [als] cederbomen Gods. |
Psalm 92:13 | De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon. |
Psalm 104:16 | De bomen des HEEREN worden verzadigd, de cederbomen van Libanon, die Hij geplant heeft; |
Psalm 148:9 | Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen en alle cederbomen! |
Hooglied 1:17 | De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen. |
Hooglied 5:15 | Zijn schenkelen zijn [als] marmeren pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. |
Hooglied 8:9 | Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken. |
Jesaja 2:13 | En tegen alle hoge en verhevene cederen van Libanon, en tegen alle eiken van Basan; |
Jesaja 9:9 | De tichelstenen zijn gevallen, maar [met] uitgehouwen stenen zullen wij [wederom] bouwen; de wilde vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen; |
Jesaja 14:8 | Ook verheugen zich de dennen over u, [en] de cederen van Libanon, [zeggende]: Sinds dat gij daar nederligt, komt niemand tegen ons op, die ons afhouwe. |
Jesaja 37:24 | Door middel uwer dienstknechten hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogte der bergen, de zijden van Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen tot zijn uiterste hoogte, in het woud zijns schonen velds. |
Jesaja 41:19 | Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den denneboom, den beuk, en den busboom te gelijk; |
Jesaja 44:14 | Als hij zich cederen afhouwt, zo neemt hij een cypressenboom of een eik, en hij versterkt zich onder de bomen des wouds; hij plant een olmboom, en de regen maakt [dien] groot. |
Jeremia 22:7 | Want Ik zal verdervers tegen u heiligen, elk met zijn gereedschap, die zullen uw uitgelezen cederen omhouwen, en in het vuur werpen. |
Jeremia 22:14 | Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen, en doorluchtige opperzalen; en hij houwt zich vensteren uit, en het is bedekt met ceder, en aangestreken met menie. |
Jeremia 22:15 | Zoudt gij regeren, omdat gij u mengt met den ceder? Heeft niet uw vader gegeten en gedronken, en recht en gerechtigheid gedaan, [en] het ging hem toen wel? |
Jeremia 22:23 | O gij, die nu op den Libanon woont, [en] in de cederen nestelt! hoe begenadigd zult gij zijn, als u de smarten zullen aankomen, het wee als ener barende [vrouw]! |
Ezechiel 17:3 | En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Een arend, die groot was, groot van vleugelen, lang van vlerken, vol van vederen, die verscheidene veren had, kwam op den Libanon, en nam den oppersten tak van een ceder. |
Ezechiel 17:22 | Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook van den oppersten tak des hogen ceders nemen, dat Ik zetten zal; van het opperste zijner jonge takjes zal Ik een tederen afplukken, denwelken Ik op een hogen en verhevenen berg planten zal; |
Ezechiel 17:23 | Op den berg der hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen, en vrucht dragen, en hij zal tot een heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen. |