H776 אֶרֶץ
Aarde, land, grond, stof der aarde

Bijbelteksten

Genesis 2:12En het goud van dit land is goed; daar is [ook] bedolah, en de steen sardonix.
Genesis 2:13En de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land Cusch omloopt.
Genesis 4:12Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde.
Genesis 4:14Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan.
Genesis 4:16En Kain ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden.
Genesis 6:4In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.
Genesis 6:5En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
Genesis 6:6Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart.
Genesis 6:11Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel.
Genesis 6:12Toen zag God de aarde, en ziet, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde.
Genesis 6:13Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven.
Genesis 6:17Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven.
Genesis 7:3Ook van het gevogelte des hemels zeven [en] zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde.
Genesis 7:4Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb.
Genesis 7:6Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren op de aarde was.
Genesis 7:10En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren.
Genesis 7:12En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.
Genesis 7:14Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.
Genesis 7:17En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
Genesis 7:18En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs