H894 בָּבֶל
Babel, Babylon, Chaldeen

Bijbelteksten

Jeremia 51:34Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij gesteld [als] een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak, hij heeft zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven.
Jeremia 51:35Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge Jeruzalem.
Jeremia 51:37En Babel zal worden tot [steen]hopen, een woning der draken, een ontzetting en aanfluiting, dat er geen inwoner zij.
Jeremia 51:41Hoe is Sesach [zo] veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen!
Jeremia 51:42Een zee is over Babel gerezen, door de veelheid harer golven is zij bedekt.
Jeremia 51:44En Ik zal bezoeking doen over Bel te Babel, en Ik zal uit zijn muil uithalen, wat hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet meer tot hem toevloeien, [want] ook Babels muur is gevallen.
Jeremia 51:47Daarom ziet, de dagen komen, dat Ik bezoeking zal doen over de gesneden beelden van Babel; en haar ganse land zal beschaamd worden, en al haar verslagenen zullen in het midden van haar liggen.
Jeremia 51:48En de hemel en de aarde, mitsgaders al wat daarin is, zullen juichen over Babel; want van het noorden zullen haar de verstoorders aankomen, spreekt de HEERE.
Jeremia 51:49Gelijk Babel geweest is tot een val der verslagenen van Israel, alzo zullen te Babel de verslagenen des gansen lands vallen.
Jeremia 51:53Al klom Babel ten hemel op, en al maakte zij vast de hoogte harer sterkte, zo zullen haar [toch] verstoorders van Mij overkomen, spreekt de HEERE.
Jeremia 51:54Er is een stem des gekrijts uit Babel, en een grote breuk uit het land der Chaldeen.
Jeremia 51:55Want de HEERE verstoort Babel, en zal de grootse stem uit haar doen vergaan; want hunlieder golven zullen bruisen als grote wateren; het geruis van hunlieder geluid zal zich verheffen.
Jeremia 51:56Want de verstoorder komt over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen worden; hunlieder bogen zijn verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal [hun] zekerlijk betalen.
Jeremia 51:58Zo zegt de HEERE der heirscharen: Die brede muur van Babel zal ten enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met vuur aangestoken worden; zodat de volken tevergeefs, en de natien ten vure zullen gearbeid hebben, dat zij mat worden.
Jeremia 51:59Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst.
Jeremia 51:60Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, [te weten] al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn.
Jeremia 51:61En Jeremia zeide tot Seraja: Als gij te Babel komt, zo zult gij zien en lezen al deze woorden;
Jeremia 51:64En zult zeggen: Alzo zal Babel zinken, en niet weder opkomen, vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen mat worden. Tot hiertoe zijn de woorden van Jeremia.
Jeremia 52:3Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had; en Zedekia rebelleerde tegen den koning van Babel.
Jeremia 52:4En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, [dat] Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en zij legerden zich tegen haar, en zij bouwden tegen haar sterkten rondom.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel