Leviticus 5:4 | Of als een mens zal gezworen hebben, onbedacht met zijn lippen uitsprekende, om kwaad te doen, of om goed te doen; naar al wat de mens in de eed onbedacht uitspreekt, en het is voor hem verborgen geweest, en hij is het gewaar geworden, zo is hij aan een van die schuldig. |
Psalm 106:33 | Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij [wat] onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen. |
Spreuken 12:18 | Daar is een, die [woorden] als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn. |