H982 בָּטַח
zeker zijn, zich veilig voelen, vertrouwen, koesteren, betrouwen op, zich verlaten op, gerust
Jeremia 13:25 | Dit zal uw lot, het deel uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt vergeten, en op leugen vertrouwt. |
Jeremia 17:5 | Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees [tot] zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt! |
Jeremia 17:7 | Gezegend [daarentegen] is de man, die op den HEERE vertrouwt, en wiens vertrouwen de HEERE is! |
Jeremia 28:15 | En de profeet Jeremia zeide tot den profeet Hananja: Hoor nu, Hananja! de HEERE heeft u niet gezonden, maar gij hebt gemaakt, dat dit volk op leugen vertrouwt. |
Jeremia 29:31 | Zend henen tot allen, die gevankelijk weggevoerd zijn, zeggende: Zo zegt de HEERE van Semaja, den Nechelamiet: Omdat Semaja ulieden geprofeteerd heeft, daar Ik hem niet gezonden heb, en heeft gemaakt, dat gij op leugen vertrouwt; |
Jeremia 39:18 | Want Ik zal u zekerlijk bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen; maar gij zult uw ziel tot een buit hebben, omdat gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt de HEERE. |
Jeremia 46:25 | De HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem vertrouwen. |
Jeremia 48:7 | Want om uw vertrouwen op uw werken, en op uw schatten, zult gij ook ingenomen worden; en Kamos zal henen uitgaan in gevangenis, zijn priesteren en zijn vorsten te zamen. |
Jeremia 49:4 | Wat roemt gij op [uw] dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, [zeggende]: Wie zou tegen mij komen? |
Jeremia 49:11 | Laat uw wezen achter, en Ik zal hen in het leven behouden, en laat uw weduwen op Mij vertrouwen. |
Ezechiel 16:15 | Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij. |
Ezechiel 33:13 | Als Ik tot den rechtvaardige zeg, dat hij zekerlijk leven zal, en hij op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, zo zullen al zijn gerechtigheden niet gedacht worden, maar in zijn onrecht, dat hij doet, daarin zal hij sterven. |
Hosea 10:13 | Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid, [en] de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. |
Amos 6:1 | Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria! die de voornaamste zijn van de eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis Israels komen. |
Micha 7:5 | Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die in uw schoot ligt. |
Habakuk 2:18 | Wat zal het gesneden beeld baten, dat zijn formeerder het gesneden heeft? [of] het gegoten beeld, hetwelk een leugenleraar is, dat de formeerder op zijn formeersel vertrouwt, als hij stomme afgoden gemaakt heeft? |
Sefanja 3:2 | Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. |