H1077 בַּל
niet meer, geen, en, opdat niet, zelfs niet, niet
Spreuken 23:35 | Men heeft mij geslagen, [zult gij zeggen,] ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken! |
Spreuken 24:23 | Deze [spreuken] zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen, is niet goed. |
Jesaja 14:21 | Maakt de slachting voor zijn kinderen gereed, om hunner vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en de aarde erven, en de wereld vervullen met steden; |
Jesaja 26:10 | Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert [evenwel] geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan. |
Jesaja 26:11 | HEERE! is Uw hand verhoogd, zij zien het niet; [maar] zij zullen het zien, en beschaamd worden, [vanwege] den ijver [over Uw] volk, ook zal het vuur Uw wederpartijders verteren. |
Jesaja 26:14 | Dood zijnde zullen zij niet [weder] leven, overleden zijnde zullen zij niet opstaan; daarom hebt Gij hen bezocht, en hebt hen verdelgd, en Gij hebt al hun gedachtenis doen vergaan. |
Jesaja 26:18 | Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, [maar] wij hebben [niet] dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis aan, en de inwoners der wereld vielen niet neder. |
Jesaja 33:20 | Schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van welker zelen geen verscheurd worden. |
Jesaja 33:21 | Maar de HEERE zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip zal daar overvaren. |
Jesaja 33:23 | Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedigen buit uitgedeeld worden, [zelfs] zullen de lammen den roof roven. |
Jesaja 33:24 | En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, [want] het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben. |
Jesaja 35:9 | Er zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen [daarop] wandelen. |
Jesaja 40:24 | Ja, zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt niet in de aarde; ook als Hij op hen blazen zal, zo zullen zij verdorren, en een stormwind zal hen als een stoppel wegnemen. |
Jesaja 43:17 | Die wagenen en paarden, heir en macht voortbracht; te zamen zijn zij nedergelegen, zij zullen niet weder opstaan, zij zijn uitgeblust, gelijk een vlaswiek zijn zij uitgegaan. |
Jesaja 44:8 | Verschrikt niet, en vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? Want gijlieden zijt Mijn getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er is geen [andere] rotssteen: Ik ken er geen? |
Jesaja 44:9 | De formeerders van gesneden beelden zijn al te zamen ijdelheid, en hun gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; zij zien niet, en zij weten niet, daarom zullen zij beschaamd worden. |
Hosea 7:2 | En zij zeggen niet in hun hart, [dat] Ik al hunner boosheid gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht. |
Hosea 9:16 | Efraim is geslagen, hunlieder wortel is verdord, zij zullen geen vrucht voortbrengen; ja, ofschoon zij genereerden, zo zal Ik toch de gewenste [vruchten] van hun buik doden. |