H1091 בַּלָּהָה
verschrikking, beroering, strikken, grote schrik
Job 18:11 | De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten. |
Job 18:14 | Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. |
Job 24:17 | Want de morgenstond is hun te zamen de schaduw des doods; als men hen kent, zijn zij [in] de strikken van des doods schaduw. |
Job 27:20 | Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. |
Job 30:15 | Men is [met] verschrikkingen tegen mij gekeerd; elk een vervolgt als een wind mijn edele [ziel], en mijn heil is als een wolk voorbijgegaan. |
Psalm 73:19 | Hoe worden zij als in een ogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen! |
Jesaja 17:14 | Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen. |
Ezechiel 26:21 | [Maar] u zal Ik tot een groten schrik stellen, en gij zult er niet [meer] zijn; als gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden in eeuwigheid, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 27:36 | De handelaars onder de volken fluiten u aan; gij zijt een grote schrik geworden, en zult er niet [meer] zijn tot in eeuwigheid. |
Ezechiel 28:19 | Allen, die u kennen onder de volken, zijn over u ontzet; gij zijt een grote schrik geworden, en zult er niet [meer] zijn tot in eeuwigheid. |