H1097 בְּלִי
meedogenloze, zonder, onwetende, onvoorbedacht, niet (is), door onwetendheid, niet
Genesis 31:20 | En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, den Syrier, overmits hij hem niet te kennen gaf, dat hij vlood. |
Exodus 14:11 | En zij zeiden tot Mozes: Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven waren, weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd hebt? |
Deuteronomium 4:42 | Opdat daarheen vlood de doodslager, die zijn naaste onwetende doodslaat, dien hij van gisteren [en] eergisteren niet haatte; dat hij in een van deze steden vlood en levend bleef; |
Deuteronomium 9:28 | Opdat het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, niet zegge: Omdat ze de HEERE niet kon brengen in het land, waarvan Hij hun gesproken had, en omdat Hij hen haatte, heeft Hij ze uitgevoerd, om hen te doden in de woestijn. |
Deuteronomium 19:4 | En dit zij de zaak des doodslagers, die daarhenen vlieden zal, dat hij leve; die zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien hij toch van gisteren [en] eergisteren niet haatte; |
Deuteronomium 28:55 | Dat hij niet aan een van die zal geven van het vlees zijner zonen, die hij eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen. |
Jozua 20:3 | Dat daarheen vliede de doodslager, die een ziel door dwaling, niet met wetenschap, verslaat; opdat zij ulieden zijn tot een toevlucht voor den bloedwreker. |
Jozua 20:5 | En als de bloedwreker hem najaagt, zo zullen zij den doodslager in zijn hand niet overgeven, dewijl hij zijn naaste niet met wetenschap verslagen heeft, en hem gisteren [en] eergisteren niet heeft gehaat. |
2 Samuel 1:21 | Gij, bergen van Gilboa, noch dauw noch regen moet zijn op u, noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, alsof hij niet gezalfd ware geweest met olie. |
2 Koningen 1:3 | Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat gijlieden heengaat, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? |
2 Koningen 1:6 | En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat gij zendt, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven. |
2 Koningen 1:16 | En hij sprak tot hem: Zo zegt de HEERE: Daarom, dat gij boden gezonden hebt, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen (is het, omdat er geen God in Israel is, om Zijn woord te vragen?); daarom, van dat bed, waarop gij geklommen zijt, zult gij niet afkomen, maar gij zult den dood sterven. |
Job 4:11 | De oude leeuw vergaat, omdat er geen roof is, en de jongens eens oudachtigen leeuws worden verstrooid. |
Job 4:20 | Van den morgen tot den avond worden zij vermorzeld; zonder dat men er acht op slaat, vergaan zij in eeuwigheid. |
Job 6:6 | Wordt ook het onsmakelijke gegeten zonder zout? Is er smaak in het witte des dooiers? |
Job 8:11 | Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? |
Job 18:15 | Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden. |
Job 24:7 | Den naakten laten zij vernachten zonder kleding, die geen deksel [heeft] tegen de koude. |
Job 24:8 | Van den stroom der bergen worden zij nat, en zonder toevlucht zijnde, omhelzen zij de steenrotsen. |
Job 24:10 | Den naakte doen zij weggaan zonder kleed, en hongerig, [die] garven dragen. |