H1245 בָּקַשׁ
afsmeken genade -, verzoeken, navragen, afsmeken (Ezr, zoeken, begeren, eisen
Spreuken 28:5 | De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles. |
Spreuken 29:10 | Bloedgierige lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel. |
Spreuken 29:26 | Velen zoeken het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den HEERE. |
Prediker 3:6 | Een tijd om te zoeken, en een tijd om verloren te laten gaan; een tijd om te bewaren, en een tijd om weg te werpen; |
Prediker 3:15 | Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. |
Prediker 7:25 | Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden. |
Prediker 7:28 | Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: een man uit duizend heb ik gevonden; maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden. |
Prediker 7:29 | Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden gezocht. |
Prediker 8:17 | Toen zag ik alle werk Gods, dat de mens niet kan uitvinden, het werk, dat onder de zon geschiedt, om hetwelk een mens arbeidt om te zoeken, maar hij zal het niet uitvinden; ja, indien ook een wijze zeide, dat hij het zou weten, zo zal hij het [toch] niet kunnen uitvinden. |
Prediker 12:10 | De prediker zocht aangename woorden uit te vinden, en het geschrevene is recht, woorden der waarheid. |
Hooglied 3:1 | Ik zocht des nachts op mijn leger Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet; [ik zeide]: |
Hooglied 3:2 | Ik zal nu opstaan, en in de stad omgaan, in de wijken en in de straten; ik zal Hem zoeken, Dien mijn ziel liefheeft; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet. |
Hooglied 5:6 | Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet. |
Hooglied 6:1 | Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? |
Jesaja 1:12 | Wanneer gijlieden voor Mijn aangezicht komt te verschijnen, wie heeft zulks van uw hand geëist, dat gij Mijn voorhoven betreden zoudt? |
Jesaja 40:20 | Die verarmd is, dat hij niet te offeren heeft, die kiest een hout uit, [dat] niet verrotte; hij zoekt zich een wijzen werkmeester, om een beeld te bereiden, [dat] niet wankele. |
Jesaja 41:12 | Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden, die met u kijven, zullen worden als niet, en die lieden, die met u oorlogen, als een nietig ding. |
Jesaja 41:17 | De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten. |
Jesaja 45:19 | Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de HEERE, Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt. |
Jesaja 51:1 | Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij, die den HEERE zoekt! aanschouwt den rotssteen, [waaruit] gijlieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs, [waaruit] gij gegraven zijt. |