H1293 בְּרָכָה
zegening, geschenk, geschenk, zegenend, lof, zegen, zegeningen
Psalm 24:5 | Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils. |
Psalm 37:26 | Den gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad is tot zegening. |
Psalm 84:7 | Als zij door het dal der moerbezienbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. |
Psalm 109:17 | Dewijl hij den vloek heeft liefgehad, dat die hem overkome, en geen lust gehad heeft tot den zegen, zo zij die verre van hem. |
Psalm 129:8 | En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN. |
Psalm 133:3 | Het is gelijk de dauw van Hermon, [en] die nederdaalt op de bergen van Sion, want de HEERE gebiedt aldaar den zegen [en] het leven tot in der eeuwigheid. |
Spreuken 10:6 | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. |
Spreuken 10:7 | De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten. |
Spreuken 10:22 | De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij. |
Spreuken 11:11 | Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken. |
Spreuken 11:25 | De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. |
Spreuken 11:26 | Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar zegening zal zijn over het hoofd des verkopers. |
Spreuken 24:25 | Maar voor degenen, die [hem] bestraffen, zal liefelijkheid zijn; en de zegen des goeds zal op hem komen. |
Spreuken 28:20 | Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is, om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen. |
Jesaja 19:24 | Te dien dage zal Israel de derde wezen met de Egyptenaren en met de Assyriers, een zegen in het midden van het land. |
Jesaja 36:16 | Hoort naar Hizkia niet; want alzo zegt de koning van Assyrie: Handelt met mij door een geschenk, en komt tot mij uit, en eet, een ieder [van] zijn wijnstok, en een ieder [van] zijn vijgeboom, en drinkt een ieder het water zijns bornputs; |
Jesaja 44:3 | Want Ik zal water gieten op de dorstigen, en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen. |
Jesaja 65:8 | Alzo zegt de HEERE: Gelijk wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er is een zegen in; alzo zal Ik het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet allen verderve. |
Ezechiel 34:26 | Want Ik zal dezelve, en de plaatsen rondom Mijn heuvel, stellen [tot] een zegen; en Ik zal den plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn. |
Ezechiel 44:30 | En de eerstelingen van alle eerste vruchten van alles, en alle hefoffer van alles, van al uw hefofferen, zullen der priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw huis te doen rusten. |