H1293 בְּרָכָה
zegening, geschenk, geschenk, zegenend, lof, zegen, zegeningen

Bijbelteksten

Joel 2:14Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten [tot] spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.
Zacharia 8:13En het zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels, geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo zal Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening wezen; vreest niet, laat uw handen sterk zijn.
Maleachi 2:2Indien gij [het] niet zult horen, en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik den vloek onder u zenden, en Ik zal uw zegeningen vervloeken; ja, Ik heb ook [alrede] elkeen derzelve vervloekt, omdat gij [het] niet ter harte neemt.
Maleachi 3:10Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u [dan] niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen [schuren] genoeg wezen zullen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken