H1354 גַב
naven, rug, velgen, hoog verhevend, schilden, hoogten, verwerfsel, onderbouw (Eze, verhoging
Leviticus 14:9 | En op den zevenden dag zal het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren, zijn hoofd, en zijn baard, en de wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren, en al zijn klederen wassen, en zijn vlees met water baden, zo zal hij rein zijn. |
1 Koningen 7:33 | En het werk van die raderen was als het werk van een wagenrad; hun assen, en hun naven, en hun randen, en hun spaken waren alle gegoten. |
Job 13:12 | Uw gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten van leem. |
Job 15:26 | Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden. |
Psalm 129:3 | Ploegers hebben op mijn rug geploegd; zij hebben hun voren lang getogen. |
Ezechiel 1:18 | En hun velgen, die waren zo hoog, dat zij vreselijk waren; en hun velgen waren vol ogen rondom aan die vier [raderen]. |
Ezechiel 10:12 | Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de raderen, waren vol ogen rondom; die vier hadden hun raderen. |
Ezechiel 16:24 | Dat gij u een verwelfsel gebouwd hebt, en u een hoge plaats gemaakt hebt in elke straat. |
Ezechiel 16:31 | Als gij uw verwelfsel bouwt aan het hoofd van iederen weg, en uw hoge plaats maakt in elke straat, en niet zijt geweest als een hoer, het hoerenloon beschimpende. |
Ezechiel 16:39 | En Ik zal u in hun hand overgeven, en zij zullen uw verwelfsel afbreken, en uw hoge plaatsen omwerpen, en uw klederen u uittrekken, en uw sierlijke juwelen nemen, en u naakt en bloot laten. |
Ezechiel 43:13 | En dit zijn de maten des altaars, naar de ellen, zijnde de el een el en een handbreed; de boezem van een el, en een el de breedte; en zijn einde aan zijn rand rondom een span; en dit is de rug des altaars. |