H1524 גִּיל
vrolijkheid, jubel, zeer, dan dit van, jubelend, gejuich, verheuging, tot jubelens toe, zeer, tot op
Job 3:22 | Die blijde zijn tot opspringens toe, [en] zich verheugen, als zij het graf vinden; |
Psalm 43:4 | En dat ik inga tot Gods altaar, tot den God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God! |
Psalm 45:16 | Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging; zij zullen ingaan in des Konings paleis. |
Psalm 65:13 | Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging. |
Jesaja 16:10 | Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, [noch] enig gejuich gemaakt; de [druiven]treder treedt geen wijn uit in de wijnbakken, ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden. |
Jeremia 48:33 | Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk uit Moabs land, weggenomen is; want Ik heb den wijn doen ophouden uit de kuipen; men zal geen [druiven] treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen vreugdegeschrei zijn. |
Daniel 1:10 | Want de overste der kamerlingen zeide tot Daniel: Ik vreze mijn heer, den koning, die ulieder spijs, en ulieder drank verordend heeft; want waarom zou hij ulieder aangezichten droeviger zien, dan der jongelingen, die in gelijkheid met ulieden zijn? Alzo zoudt gij mijn hoofd bij den koning schuldig maken. |
Hosea 9:1 | Verblijd u niet, o Israël! tot opspringens toe, gelijk de volken; want gij hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon lief, op alle dorsvloeren des korens. |
Joel 1:16 | Is niet de spijze voor onze ogen afgesneden? Blijdschap en verheuging van het huis onzes Gods? |