H1819 דָּמָה
vergelijken, denken, gelijk worden, zich, gelijk zijn, menen, zijn als, zich inbeelden

Bijbelteksten

Numeri 33:56En het zal geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik hun dacht te doen.
Richteren 20:5En de burgers van Gibea maakten zich tegen mij op, en omringden tegen mij het huis bij nacht; zij dachten mij te doden, en mijn bijwijf hebben zij geschonden, dat zij gestorven is.
2 Samuel 21:5En zij zeiden tot den koning: De man die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht heeft, dat wij zouden verdelgd worden, zonder te kunnen bestaan in enige landpale van Israël;
Esther 4:13Zo zeide Mordechai, dat men Esther wederom zeggen zou: Beeld u niet in, in uw ziel, dat gij zult ontkomen in het huis des konings, meer dan al de [andere] Joden.
Psalm 48:10O God! wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels.
Psalm 50:21Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen.
Psalm 89:7Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? [Wie] is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken?
Psalm 102:7Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.
Psalm 144:4De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.
Hooglied 1:9Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao.
Hooglied 2:9Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.
Hooglied 2:17Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.
Hooglied 7:7Deze uw lengte is te vergelijken bij een palmboom, en uw borsten bij [druif]trossen.
Hooglied 8:14Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen.
Jesaja 1:9Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn geworden.
Jesaja 10:7Hoewel hij het zo niet meent, en zijn hart alzo niet denkt, maar hij zal in zijn hart hebben te verdelgen, en uit te roeien niet weinige volken.
Jesaja 14:14Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.
Jesaja 14:24De HEERE der heirscharen heeft gezworen, zeggende: Indien niet, gelijk Ik gedacht heb, het alzo geschiede, en gelijk Ik beraadslaagd heb, het bestaan zal!
Jesaja 40:18Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen?
Jesaja 40:25Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige.

Mede mogelijk dankzij