H1864 דָּרוֹם
aan de zuidzijde (, Zuidpoort (, naar het zuiden, tegen het zuiden

Bijbelteksten

Deuteronomium 33:23En van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd van de goedgunstigheid, en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden.
Job 37:17Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?
Prediker 1:6Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
Prediker 11:3Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen.
Ezechiel 20:46Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld [in het] zuiden.
Ezechiel 40:24Daarna voerde hij mij den weg naar het zuiden; en ziet, er was een poort den weg naar het zuiden; en hij mat derzelver posten, en derzelver voorhuizen, naar deze maten.
Ezechiel 40:27Ook was er een poort in het binnenste voorhof, den weg naar het zuiden; en hij mat van poort tot poort, den weg naar het zuiden, honderd ellen.
Ezechiel 40:28Voorts bracht hij mij door de zuiderpoort tot het binnenvoorhof; en hij mat de zuiderpoort naar deze maten.
Ezechiel 40:44En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden.
Ezechiel 40:45En hij sprak tot mij: Deze kamer, welker voorste deel den weg naar het zuiden is, is voor de priesteren, die de wacht des huizes waarnemen.
Ezechiel 41:11De deuren nu van de zijkameren waren naar het ledig gelatene toe, de ene deur den weg naar het noorden, en de andere deur naar het zuiden; en de breedte van de ledig gelatene plaats was vijf ellen rondom henen.
Ezechiel 42:12En gelijk de deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er een deur in het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daar ingaat.
Ezechiel 42:13Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, [en] de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig.
Ezechiel 42:18De zuidzijde mat hij, vijfhonderd rieten, met het meetriet.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken